A popo: poëzie en politiek
Ida Gerhardt, docente klassieke talen, publiceerde in 1951 de dichtbundel ‘Sonnetten van een leraar’. Twee gedichten uit deze bundel wil ik hier weergeven, omdat ze een mooi beeld geven van het binnenklimaat (zie het nieuws van 8 februari 2011) in Nederlandse scholen in die tijd.
Geen enkel raam dat werkt. De tocht der buitendeur tot in de laatste hoek der schilferige gangen. En zwijg van de WC’s. - Een nameloze geur blijft veertig weken aan de klamme muren hangen.
Lokalen, vaalgeworden platen: vochtvlek, scheur. Flarden gordijnen schuiven langs verroeste stangen. Orpheus - met inktmop-ogen - slaakt zijn laatste zange De Gratiën, kromgetrokken, oefenen horreur.
Zet u niet op die stoel: ge valt, als Eli, dood; tussen de zitting en de leuning geen synthese - Steun op de tafel niet: hij heeft een manke poot.
Wat op de banken staat, moet ge vooral niet lezen. - Trek recht uw rug en arbeid voor uw dagelijks brood. Gij kunt, aan dèze tucht, tot eerlijheid genezen.
Ik las de Phaedo met mijn vijfde klas; en in de tekst kwam het woord ψυχη voor; ik legde aan ‘t nog kinderlijk gehoor, uit waarom ψυχη ‘ziel’ èn ‘vlinder’ was.
Terwijl ik nòg eens de passage las was er ineens een ritseling, en een spoor van glanzen kwam, van ‘t raam, de ruimte door. Er zat een grote vlinder voor het glas.
Het was een dagpauwoog. En ieder zag de purperen gloed, die op zijn vleugels lag; de ogen, waar het aetherblauw in brandt.
Ten laatste - hij zat rustig op de hand - bracht hem een jongen weg. Onaangerand, zei hij, was hij ontweken naar het blauw.
Willem Winters publiceerde onderstaand gedicht in de Fryske Skriuwerskalinder 2010, uitgegeven door it fryske boek. Van zichzelf heeft het gedicht niets met politiek te maken, maar door de associatie met de verkiezingsslogan van D66 Anders Ja heeft het toch een plaatsje gekregen in à popo. Ondanks het feit dat hij slechts een enkele cursus Fries bij de Afûk heeft genoten, heeft Frits Zegers geprobeerd een vertaling te maken; deze staat in de tweede kolom. Wie fouten in de vertaling constateert, wordt verzocht een berichtje aan de webmaster te zenden.
Wat oars Wat anders
No nochris wat, sei ús heit Nou nog eens wat, zei vader En dan kaam er mei hiel wat oars En dan kwam hij met heel wat anders
Wat oars, rôp de man Wat anders, riep de man Dy't gjin alternatyf seach Die geen alternatief zag
Ik bin 50 en wol wat oars, sei de frou Ik ben 50 en wil wat anders, zei de vrouw En teach de wrâld yn En trok de wereld in Nea wersjoen Nooit weergezien
Dat is wat oars, miende Α Dat is wat anders, meende A dy't mei Β yn petear wie die met B in gesprek was mar syn gedachtesprongen maar zijn gedachtesprongen net folgje koe niet volgen kon
sa oars hie ik it my tocht ik had het me zo anders gedacht seine se beide zeiden ze beide mar hoe dan krekt maar hoe dan precies
ha jo oars noch wat heb je anders nog wat hy seach om him hinne hij keek om zich heen wat oars wat anders wat oars wat anders hy wie hjoed wat oars as oars hij was vandaag wat anders dan anders wat oars! wat anders!
K.P. Kaváfis (1863-1933) woonde het grootste deel van zijn leven in de Griekse kolonie te Alexandrië. Hij schreef gedichten in het Grieks, veelal over situaties in de Griekse oudheid, óf over de (onbereikbare) liefde en de lichamelijke schoonheid. Hoe mooi de gedichten uit die laatste categorie ook zijn, in de rubriek poëzie en politiek passen natuurlijk alleen gedichten die iets met politiek te maken hebben. In De stoet van Dionysos droomt een beeldhouwer in de klassieke oudheid over wat hij gaat doen als hij eenmaal een bemiddeld man is; hij zal dan eindelijk de politiek in kunnen. Welk een schone gedachte.
Hieronder staat eerst de originele Griekse tekst (met excuses voor de foutieve weergave van de meeste accenten), gevolgd door de vertaling van Prof. Blanken en daarna de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf.
Η ΣΥΝΟΔΕΙΑ TOΥ ΔΙΟΝΥΣΟΥ
Ό Δάμων ό τεχνίτης (άλλον πιο ικανό στην Πελοπόννησο δεν έχει) εις παριανό μάρμαρο επεξεργάζεται τήν συνοδεία του Διονύσου. Ό θεος μέ θεσπεσία δόξαν έμπρός, μέ δύναμι στο βάδισμά του. Ό "Ακρατος πίσω. Στο πλάγι του 'Ακράτου ή Μέθη χύνει στους Σατύρους το κρασί άπό άμφορέα πού τον στέφουνε κισσοί. Κοντά των ό Ήδύοινος ό μαλθακός, τα μάτια του μισόκλειστα., υπνωτικός. Και παρακάτω έρχοντ' οί τραγουδισταί Μόλπος κ' Ήδυμελής, κι ό Κώμος πού ποτέ νά σβύσει δέν άφίνει της πορείας τήν σεπτή λαμπάδα πού βαστά' καί, σεμνοτάτη, ή Τελετή. Αύτά ό Δάμων κάμνει. Και κοντά σ’ αύτά ό λογισμός του κάθε τόσο μελετά τήν άμοιβή του άπο των Συρακουσών τον βασιλέα, τρία τάλαντα, πολύ ποσόν. Μέ τ' άλλα του τα χρήματα κι αύτά μαζύ σάν μπουν, ώς εύπορος σπουδαία πιά θά ζει, καί θά μπορεί νά πολιτεύεται - χαρά! - κι αύτός μές στήν βουλή, κι αύτός στήν άγορά.
De vertaling van G.H. Blanken:
De stoet van Dionysos
De kunstenaar Damon (een bekwamer vakman kent de Peloponnesos niet) is bezig Dionysos' stoet in Parisch marmer uit te houwen. De god voorop in volle glorie, zijn macht wél tonend in zijn schrijden. Daarna Onmatigheid. En aan diens zijde schenkt Dronkenschap de wijn in voor de Satyrs uit een amfore die met wingerd is omkranst. Dichtbij hen gaat de wekelijke Wijnzoet, de ogen half gesloten, als slaapdronken. En achter hen komen de zangers Dansspeler en Zoetzinger, en god Komos die nooit de heilige fakkel van de stoet laat doven, die hij draagt. En, zeer eerwaardig, de godin Mysterie.— Daarmee is Damon bezig. En daarnaast gaan zijn gedachten telkens weer naar de beloning die hij krijgen zal van Syracuse's koning, drie talenten, groot bedrag. Als dat gevoegd wordt bij zijn andere geld, dan zal hij voortaan als welvarend man eens echt gaan leven, en zal ook hij eens kunnen meedoen aan de politiek —ο wat een vreugde!—in de raad en op het forum.
En tenslotte de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf:
DE STOET VAN DIONYSOS
De kunstenaar Damon (een vaardiger is er op de Peloponnesos niet) legt de laatste hand aan de stoet van Dionysos in Parisch marmer. De god voorop in heerlijke glans, met kracht in zijn gang. Bandeloosheid na hem. Naast Bandeloosheid schenkt Dronkenschap uit een met klimopblad omrankte amfoor de Satyrs wijn in. Dichtbij hen is de verweekte Wijnzoet, met halfgeloken ogen, slaperig. En daarachter komen de zangers Melodiemaker en Zoetzanger, dan Pretmaker, die nooit de heilige fakkel die hij draagt laat doven, en, zeer kuis, Mysterie - Damon hakt ze allemaal uit. Ondertussen gaan zijn gedachten telkens naar zijn beloning van de koning van Syracuse, drie talenten, een groot bedrag. Samen met zijn andere geld genoeg om eindelijk als vermogend man, in grote stijl te leven, en dan zal ook hij - wat een vreugde! - deel kunnen nemen aan de politiek in het parlement en op de agora.
Theobald Tiger was één van de vele pseudoniemen van de Duitse schrijver Kurt Tucholsky, die in de twintiger en begin dertiger jaren van de vorige eeuw Duitsland, de Duitsers en de Duitse politiek onnavolgbaar op de hak nam, om het maar eens in hovenierstermen te zeggen. Voor de site Kleinkkookkunst.nl had ik één van Tucholsky’s gedichten al eens vertaald. Een beetje landelijke politiek op de Boarnsterhimster site mag ook wel eens:
Feldfrüchte
Sinnend geh ich durch den Garten, still gedeiht er hinterm Haus; Suppenkräuter, hundert Arten, Bauernblumen, bunter Strauß. Petersilie und Tomaten, eine Bohnengalerie, ganz besonders ist geraten der beliebte Sellerie. Ja, und hier -? Ein kleines Wieschen? Da wächst in der Erde leis das bescheidene Radieschen: außen rot und innen weiß.
Sinnend geh ich durch den Garten unsrer deutschen Politik; Suppenkohl in allen Arten im Kompost der Republik. Bonzen, Brillen, Gehberockte, Parlamentsroutinendreh ... Ja, und hier -? Die ganz verbockte liebe gute SPD. Hermann Müller, Hilferlieschen blühn so harmlos, doof und leis wie bescheidene Radieschen: außen rot und innen weiß.
Theobald Tiger
Vruchten des velds
Peinzend loop ik door de hof, stil gedijt die achter ‘t huis; vele kruiden, Brussels lof, boerenbloemen, zonder luis. Peterselie en tomaten en een bonengalerij, zeer bijzondere resultaten toont de lieve selderij. Ja, en hier -? Een paradijsje? Daar in de aarde groeit met pit heel bescheiden een radijsje: van buiten rood, van binnen wit.
Peinzend loop ik door de hof van de Haagse politiek; apekool, nergens lof, de monarchie is ziek. Baasjes, brillen, open boorden, parlementariërsblabla … Ja, en hier -? De zelfvermoorde lieve, goede PvdA. Wouter Bos en Kamermeisjes, zachtaardig bloeiend, zonder pit, zo bescheiden als radijsjes: van buiten rood, van binnen wit.
Vertaling: Frits Zegers
|